

Kunstenaar |
Gérard de Lairesse (1640 –1711) was de belangrijkste plafondschilder uit de tweede helft van de Gouden Eeuw die vooral bekend werd door zijn boeken over schilder- en tekenkunst, die van grote invloed waren op achttiende-eeuwse schilders als Jacob de Wit. De Lairesse werd geboren in Luik. Hij verhuisde naar Amsterdam in 1665, nadat zijn talent was ontdekt door de kunsthandelaar Gerrit van Uylenburgh. In zijn werk werd hij aanvankelijk sterk beïnvloed door Rembrandt, maar later ontwikkelde hij een zgn. Frans-classicistische stijl en schilderde hij voornamelijk allegorische en mythologische scènes. De Lairesse was één van de meest gevraagde schilders in de tweede helft van de zeventiende eeuw. Hij schilderde in diverse interieurs van Amsterdamse en Haagse koopmanshuizen. Hij beschilderde de luiken van het orgel in de Westerkerk, schilderde decorstukken voor het theater en maakte een portret van stadhouder Willem III. De Lairesse illustreerde een belangrijk anatomisch werk van Govert Bidloo, Anatomia Humani Corporis (Ontleding des menschelyken lichaams) in 1685. Werk van de Lairesse hangt tegenwoordig onder meer in het Rijksmuseum en het Amsterdams Historisch Museum in Amsterdam, het Louvre in Parijs, het Metropolitan Museum of Art in New York, de National Gallery of Art in Washington D.C., de National Portrait Gallery en Tate Gallery in Londen. Het Groot SchildersboekDe Lairesse leed aan congenitale syfilis waardoor hij op vijftigjarige leeftijd zijn gezichtsvermogen begon te verliezen. Zijn door syfilis misvormde neus met ingezakte neusrug (zadelneus) is duidelijk zichtbaar op het nietsverhullende portret dat Rembrandt in 1665 van hem schilderde. Nadat hij blind was geworden begon De Lairesse met het geven van colleges aan huis in de Spinhuissteeg in Amsterdam. Hij verzamelde een aantal geïnteresseerden en leerlingen om zich heen, die hij zijn ideeën onderwees. De dictaten zijn verzameld door een van zijn drie zonen, en vergezeld van gravures. Ze zijn na veel vertraging uiteindelijk uitgegeven in twee delen onder de titel: het groot schilderboek (Amsterdam 1707). Het boek werd vertaald in het Duits in 1728-1729. Een Engelse vertaling verscheen in 1738; een Franse in 1787. Omdat het gebruikt werd op alle toonaangevende kunstacademies en uitgereikt werd als beloning aan eerste prijswinnaars, oefende het boek grote invloed uit op de kunst in de 18e eeuw. Het Groot Schilderboek bestaat uit dertien boeken: de eerste vijf boeken behandelen achtereenvolgens de techniek, de compositie, de leer van antiek en modern, de kleurenleer en de regels van licht en schaduw. Vervolgens gaat de schrijver over tot de verschillende genres, beginnende met de landschappen. Het zevende boek behandelt de portretten. Het achtste bespreekt de Griekse en Romeinse architectuur in verband met de schilderkunst, terwijl de verdere boeken gewijd zijn aan de plafondschildering, de beeldhouwkunst, het stilleven en het bloemstilleven. Het dertiende en laatste boek handelt over de graveerkunst.
|