Restauratie

De drie plafondschilderingen zijn uitgevoerd in olieverf op linnen dragers.

De plafondschilderingen hebben verschillende afmetingen:

Het linkerdeel4.46 x 1.85 cm.
Het middendeel4.46 x 2.32 cm.
Het rechterdeel4.46 x 2.02 cm.

De schilderingen zijn voor het laatst gerestaureerd rond 1912 door de firma Hesterman en Zn. te Amsterdam.

De plafondschilderingen ‘Triomf der Vrede’ zijn in de afgelopen eeuw erg vervuild en de vernislaag, bestaande uit een natuurlijke hars, is sterk vergeeld. De visuele kwaliteiten van de schilderingen hebben daardoor sterk aan kracht ingeboet.
Bij de restauratie ligt de nadruk op de consolidatie van de verflaag en verwijdering van vuillagen en vergeelde vernis. Verder zal de zgn. ‘uitbuiking’ van de linnen dragers, een specifiek verschijnsel bij plafondschilderingen op doek, worden gecorrigeerd. De verkleurde retouches en overschilderingen, die tijdens voorgaande restauraties zijn aangebracht, worden verwijderd.

De eerste bevindingen

Tijdens de demontage van de plafondschilderingen werd duidelijk dat de Bol-zaal wordt ontlucht d.m.v. een tochtgat boven de middelste plafondschildering. Op de bovenverdieping loopt een buizensysteem waarop dit tochtgat is aangesloten. Het buizensysteem komt uit in de toren van het Vredespaleis. Daarmee zijn, uiteraard ongewild, de plafondschilderingen gaan ‘functioneren’ als een soort filter in de ontluchting van de Bol-zaal.  

De thermodynamische toestand van de Bol-zaal is van invloed op de vuilaanslag van de plafonddelen. De drie plafondschilderingen zijn sterk vervuild door los- en vastzittend ‘oppervlaktevuil’. In beide gevallen is sprake van een adhesieve laag van neergeslagen aërosolen. De omvang van de aërosolen is bepalend voor de mate van hechting aan het oppervlak en verflaag. Ook de openheid van de structuur van de vernis- en verflaag speelt een rol bij de mate van adhesie. Vooral de eerder genoemde opwaartse luchtstroom van warme lucht is een goede transporteur voor aërosooldeeltjes. In het verleden mocht er in de Bol-zaal worden gerookt. Er zal dus een mengsel van vervuilde aërosolen worden aangetroffen dat in hoofdzaak bestaat uit hoogmoleculaire koolwaterstoffen van de nicotine.
Door de capillaire condensatie, aangewakkerd door niet-gereguleerde of instabiele omgevingsfactoren, is er dus veel atmosferisch vuil aangetrokken. Dit effect wordt versterkt in de Bol-zaal door het ontluchtingssysteem. Hierdoor is aan de achterzijde van de doeken een sterke opeenhoping van micro-organismen ontstaan, die zich steeds verder zal inzuigen in de linnen dragers en vervolgens door de verflaag heen zal worden getransporteerd. Het afbreken van het cellulose (hoofdbestandeel van het linnen) door de micro-organismen, grotendeels versterkt aangezogen door het bovengelegen ontluchtingssysteem, zal de elasticiteit en trekkracht sterk of versneld doen verminderen. De functie van de doublering neemt daardoor af.

De plafonddelen zijn gedoubleerd met een was/hars-specie. Aan de buiking van de drager is te voelen dat deze erg ‘stijf’ is. Dit is kenmerkend voor een was-hars doublering. De samenstelling is afhankelijk van ateliergebruik of -receptuur van de toenmalige restauratoren. De periode, van de laatst uitgevoerde restauratie is rond 1900. De in deze periode toegepaste species zijn, in het gunstigste geval, op basis van bijenwas/triterpenoïde boomhars/terpentijn. Meestal werd echter het goedkopere en zeer zuurrijke colofonium gebruikt met in sommige gevallen toevoeging van copaïvabalsem en/of ceresin.
Door de opwaartse luchtstromen van een instabiele warmte-afdracht van de centrale verwarming wordt de hygroscopische huishouding van de originele linnen drager en het doubleer-linnen nadelig beinvloed. Deze warme luchtstroom veroorzaakt schommelingen in de relatieve luchtvochtigheid aan de voorzijde én de niet afgesloten achterzijde van de plafonddelen. Deze warmte bewegingen manifesteren zich in de verflaag als opstaande verfdelen.

Het schilderij heeft een zgn. ‘natuurlijke buik’ door de ophanging. Deze toestand geeft een onregelmatige gewichtsbelasting, met name aan de zijkanten van de plafondschildering, waardoor er mechanische schade in de verflaag is waar te nemen. In het midden van het plafonddeel, waar de ‘buiking’ het grootst verzamelde volume heeft, is een volumevermeerdering te zien. De mechanische schade, reeds waar te nemen in de verflaag, is gedeeltelijk een voorbode van cellulose aantasting. Deze hoeft na honderd jaar nog niet dramatisch te zijn maar verwijderen van de micro-organismen en het op spanning brengen van de drager is na een periode van 100 jaar met het oog op toekomstig behoud meer dan wenselijk.

De laatst aangebrachte vernis is hoogstwaarschijnlijk op basis van een triterpenoïde boomhars zoals dammar of mastiek. De vernis is opgestreken met de kwast en later uitgewreven. Gezien de matheid en spekkigheid is niet uitgesloten dat er was is toegevoegd aan de vernis. De vernis is door ‘natuurlijke veroudering’ chemisch veranderd. Door hoofdzakelijk contact met zuurstof, warme lucht en het transport van vocht oxideert vernis. In het geval van de plafondschilderingen uit de Bol-zaal heeft dit geresulteerd in een vergeelde laag die enigzins blauw is uitgeslagen. De eerder genoemde bewaaromstandigheden van de plafonds hebben duidelijk invloed op de oxidatiegraad van de vernislaag. Aan de hand van testen kan de diepte van de oxidatie gemeten worden om te bepalen tot hoever deze verwijderd zal mogen/kunnen worden. Tevens kan dan de harssoort worden bepaald en worden gecheckt op onheuse of onverwachte toevoegingen.

De voortgang

In overleg met de begeleidingscommissie is besloten om in eerste instantie de primair technische documentatie te voltooien, de spanramen te onderzoeken en de eerste laag oppervlaktvuil te verwijderen. Verslag van onze bevindingen volgt.

Tekst: © Milko den Leeuw – Atelier voor Restauratie & Research van Schilderijen