Onderzoek

Een verantwoord conserveringsproces start met een schriftelijke en fotografische documentatie. Uit de primaire onderzoeksbevindingen komen keuzes voor m.b.t. tot het conserveringsproces. Elk schilderij heeft een andere bestaans- en ontstaansgeschiedenis welke van invloed is op de huidige conditie van de materialen waaruit het schilderij is vervaardigd.

Materiaaltechnisch onderzoek complementeert het kunsthistorische en schildertechnische onderzoek. Bij conditiebepaling van schilderijen worden de toegepaste stoffen geïdentificeerd en wordt nauwkeurig vastgesteld hoe de huidige toestand wordt aangetroffen. Vervolgens kunnen relaties worden gelegd tussen de eigenschappen van de geïdentificeerde stoffen en de schildertechniek van de kunstenaar in het onderzoeksobject.

Schildersmaterialen

Schildersmaterialen geven veel verborgen kennis weer, want verfstoffen, bindmiddelen en drogers zijn voor de schilder onontbeerlijk voor het tot stand brengen van een houdbare voorstelling. Verfstoffen zijn tijdsgebonden. Ze kunnen van natuurlijke oorsprong zijn of een kunstmatige samenstelling hebben. De toepassing van kleuren is afhankelijk van de periode, ateliergebruiken, eigentijdse opvattingen, leerprocessen, ‘geheime’ recepten en persoonlijke voorkeuren. De toevoer van grondstoffen voor pigmenten kon door een oorlog of veranderde eisen van de economie of industrie tijdelijk worden gestaakt en verfstoffen werden soms verwijderd vanwege bijvoorbeeld de hoge mate van giftigheid. Met behulp van meettechnieken kan worden bepaald welke verfstoffen zijn gebruikt. Maar ook de plaats ‘waar’ in de fase van de opbouw van een schilderij verfstoffen zich bevinden is van belang voor het conserveringsproces.

Toegepaste schildersmaterialen laten ook de materiaalkennis van de kunstenaar zien. De tijd heeft uitgewezen dat bijvoorbeeld sommige verfstoffen of een combinatie van bepaalde pigmenten een schilderij kunnen doen verkleuren. Een natuurlijke reactie die natuurlijk niet wenselijk was, zoals ook blijkt uit notities in vroegere schildersmanuscripten.(1) Het herkennen en interpreteren van deze chemische of fysische veranderingen is een belangrijk onderdeel geworden van de dagelijkse praktijk van schilderijenrestauratoren en kan leiden tot een ander kunsthistorisch inzicht.(2)

Analyse van de vul-, droog- en bindmiddelen is eveneens van belang. Hier wordt gekeken naar samenstelling alsmede de plaats waar de middelen worden aangetroffen in het onderzoeksobject. Dit kan niet alleen per schilder, maar ook per periode binnen het oeuvre van een kunstenaar variëren.
Tot slot is het niet onbelangrijk de natuurlijke en/of artificiële veroudering van materialen te bestuderen met het oog op ingrepen en toekomstig behoud.

De prioriteit ligt binnen dit onderzoek op:

Pigmentidentificatie voor de toegepaste verfstoffen
Dwarsdoorsnede van de schildertechnische opbouw

Lichttechnieken

Het visualiseren van de schildertechnische opbouw door middel van moderne lichttechnieken is bij schilderijonderzoek van cruciaal belang. Het o.a. zichtbaar maken van de innerlijke structuur van de verflaag zal meer inzicht verschaffen in de schilderstechnische opbouw, de bewerkingen en de toegepaste gereedschappen. Tevens kan inzicht worden verkregen in eventuele artificiële en/of natuurlijke processen die hebben plaatsgevonden sinds het ontstaan van de plafondschilderingen. De voor dit onderzoek gebruikte technieken behoren tot de zogenaamde non-destructieve methodes.

Tijdens dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van:

UV-fluorescentie

UV-fluorescentie is een oppervlakte visualisatie. De golflengtebegrenzing voor de langegolf ultravioletfoto ligt in het spectrum tussen 320 en 400 nanometer. Voor een foto wordt het oppervlak van het schilderij door twee UV-lichtbronnen aangestraald.
De kleurtemperatuur van UV-scans is niet gestandaardiseerd. Hierdoor zijn de belichting en opnames altijd verschillend. Vandaar dat een vergelijking met twee UV-scans met grote voorzichtigheid moet worden benaderd.
Deze scan wordt hoofdzakelijk gebruikt om retouches, vernislaag, deelvernissen en vernisresten zichtbaar te maken. UV-fluorescentie kan dus restauraties én latere toevoegingen van de schilder zelf, in de eindlaag, zichtbaar maken. Niet oorspronkelijke bewerkingen van het oppervlak, zoals retouches of vernistoevoegingen resulteren in discontinuïteiten van de fluorescentie en slaan lichter of donkerder gekleurd uit, afhankelijk van de absorptie of reflectiegraad van het toegepaste bindmiddel of verfstof.

Infrarood reflectografie

De langegolflengte in het infrarooddeel van het spectrum geeft de mogelijkheid via een zogenaamde vidiconcamera de ondertekeningen zichtbaar te maken op een monitor. Het langegolf infrarood begint vanaf 780 nanometer. De golflengtebegrenzing voor infrarood-reflectografie ligt tussen de 1900 tot 2400 nanometer. Geschilderde ondertekeningen waarin een hoge verzadiging van het koolstofgehalte in het pigment aanwezig is komen voor deze techniek in aanmerking. De mate waarin de ondertekening is af te lezen wordt grotendeels bepaald door de reflectie van de witte grondering. Daarnaast is de leesbaarheid van een ondertekening afhankelijk van een donker koolstofhoudend pigment voor de tekening, de dikte van de verflaag die over de tekening heen is geplaatst en het soort pigment van deze verflaag.

Röntgen-film

Met behulp van röntgenstraling, de zogenaamde X-ray, wordt een schilderij doorgelicht. De golflengtebegrenzing is tussen 0,01 en 4,5 nanometer. Hiermee kunnen onderliggende structuren in de verflaag worden gevisualiseerd, zoals bewerkingen in de eerste grondlaag, onderschildering en latere modificaties van de compositie. Voorts is door het zwart-wit beeld de individuele penseelstreek goed te bestuderen in zowel de top- als onderlaag. Dit kan alleen als de lagen zwaardere elementen zoals lood bevatten.
De plafondschildering wordt in zijn geheel in samenwerking met Applus/RTD doorgelicht. Voor zover bekend is dit qua oppervlak de grootste röntgenopname ooit van een Hollandse zeventiende eeuwse meester. Deze samenwerking wordt vastgelegd op film en zal binnenkort in de filmserie te zien zijn.

De voortgang

De bewaaromstandigheden in de Bol-zaal zijn niet optimaal voor de plafondschilderingen. De begeleidingscommissie heeft besloten om in overleg te treden met de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed voor het optimaliseren van de huidige situatie.
Verslag van de bevindingen volgt.

1: Margriet van Eikema Hommes, Changing Pictures, Londen: Archetype Publications Ltd., 2004. (terug)

2: J. Dik, M. den Leeuw, W. Verbakel, R. Peschar, R. Schillemans en Henk Schenk, 'The Digital Reconstruction of a Small Discoloured Painting by Hendrick Ter Brugghen', Zeitschrift fuer Kunsttechnologie und Konservierung, 16, 2002. (terug)

Tekst: © Milko den Leeuw – Atelier voor Restauratie & Research van Schilderijen